inst/help/ExploratoryFactorAnalysis_nl.md

Exploratieve Factoranalyse

Met Exploratieve Factoranalyse kunt u één of meer onderliggende factoren van de data identificeren. De factoren zijn dusdanig gekozen dat zij gemeenschappelijke variantie dekken.

Assumpties (Yong & Pearce, 2013)

Invoer

Invoerveld

Aantal Factoren

NB: eigenwaarden voor EFA zijn anders dan eigenwaarden voor PCA. Meer informatie hierover is te vinden in Dinno (2014). - Hier specificeert u het aantal factoren waar de rotatie op wordt toegepast. Er zijn verschillende methoden om te bepalen hoe dit wordt gedaan: - Parallel Analyse: Factoren worden gekozen op basis van parallel analyse. Met deze methode worden factoren geselecteerd met een eigenwaarde die hoger is dan de parallel gemiddelde willekeurige eigenwaarde. Dit is de standaardoptie. - Eigenwaardes: Factoren worden gekozen indien zij een bepaalde eigenwaarde hebben. Als standaardoptie worden factoren met een eigenwaarde van 0 of hoger gekozen. Dit wordt het Kaiser criterium genoemd. - Handmatig: Het aantal factor kan handmatig gespecificeerd worden. De standaardoptie is 1.

Rotatie

Basis decompositie op

Uitvoeropties

Uitvoer

Aannamecontroles

Exploratieve Factoranalyse

Factorladingen: - Variabelen: De eerste kolom toont alle variabelen die zijn meegenomen in de analyse. - PC (1, 2, 3, etc.): Deze kolom toont de factorladingen op de variabele. - Uniciteit: Het percentage van de variantie van elke variabele dat niet verklaard wordt door de factor.

Factor Correlaties: - De correlaties tussen de factoren.

Chi-squared Toets: De fit van het model wordt getoetst. Als de toets significant is, dan wordt het model verworpen. Onthoud dat een chi-kwadraat schatting onbetrouwbaar kan zijn voor kleine steekproeven, en bij hele grote steekproeven kan de chi-kwadraattoets het model te snel verwerpen. Aanvullende informatie over de fit van het model kan verkregen worden door de optie Aanvullende pas indexen onder Uitvoeropties te selecteren. Voor een verdere discussie over fit indices kan bijvoorbeeld Saris, Satorra, & van der Veld (2009) geraadpleegd worden. - Model: Het verkregen model van de exploratieve factoranalyse. - Value: De chi-squared toetsstatistiek. - vg: Vrijheidsgraden. - p: P-waarde.

Aanvullende Fit Indices: Deze fit indices geven informatie over de fit van het model. - Model: Het verkregen model van de exploratieve factoranalyse. - RMSEA: De wortel van de gemiddelde kwadraatsom fout van de schatting (RMSEA). Corrigeert voor spaarzaamheid. Wanneer een model hetzelfde presteert, maar het model 1 vrijheidsgraad dan model 2, wordt model 1 aangeraden. Browne and Cudeck (1993) benoemt een waarde kleiner dan 0.08 als acceptabele model fit, kleiner dan 0.05 een goede model fit, en adviseert om modellen met een waarde van 0.1 of hoger te verwerpen. Er is echter geen overeenstemming over deze grens. - RMSEA 90% betrouwbaarheidsinterval: Het 90% betrouwbaarheidsinterval van de wortel van de gemiddelde kwadraatsom fout van de schatting. - TLI: Tucker-Lewis Index. Evalueert de fit vergeleken met een striktere, genestelde baseline model. Hopwood and Donnallan (2010) suggereerde dat een waarde hoger dan .9 een goede fit aangeeft. Er is echter geen consensus over deze grens. - BIC: Bayesian Information Criterion. Deze maat is nuttig voor het vergelijken van de prestatie van verschillende modellen op dezelfde data. Een lage waarde impliceert een betere fit.

Paddiagram

Screeplot

De screeplot geeft informatie over hoeveel variantie in de data, aangegeven door de eigenwaarde, wordt verklaard door elke factor. Een screeplot kan gebruikt worden om te beslissen over de hoeveelheid van de factoren. - Factors: Op de x-as, alle mogelijke factoren. - Eigenvalue: Op de y-as, de eigenwaarde die de verklaarde variantie van elke factor aangeeft. - Data: De gestippelde lijn staat voor de data. - Gesimuleerd: De driehoekslijn staat voor de gesimuleerde data. Deze lijn is indicatief voor de parallel analyse. Als de punten van de gestippelde lijn (werkelijke data) boven deze lijn zijn, worden deze factoren meegenomen in het model door parallel analyse. - Kaiser criterium: De horizontale lijn op de eigenwaarde van 1 staat voor het Kaiser criterium. Volgens dit criterium dienen enkel factoren met waarden boven deze lijn (eigenwaarde van 1) mee te worden genomen in het model.

Referenties

R Packages

Voorbeeld



jasp-stats/jaspFactor documentation built on April 20, 2024, 4:12 p.m.